Zelfmoordgedachten? Bel met tel:113

Gepest worden heeft zo’n enorme impact op het leven van het slachtoffer, dat is met geen pen te beschrijven. Je loopt blijvende schade op in je verdere leven. Je wordt zo verschrikkelijk diep in je wezen, je zijn, je bestaan geraakt, dat je voor de rest van je leven angst voor mensen oploopt. De boodschap die degenen die jou uitlachen, bespotten en buitensluiten je geven is dat jij geen bestaansrecht hebt. Jij hoort er niet bij. Je voelt je zo grondeloos diep vernederd, dat je helemaal verkrampt in je gedragingen, wat nog meer hoon, minachting en onbegrip oproept. Het woord WEERLOOS staat met hoofdletters op je voorhoofd geschreven, want je durft je niet te verweren, uit angst dat het dan nog veel erger wordt. Bovendien, hoe moet je je als kwetsbaar kind verdedigen tegenover een groep? Daar bovenop schaam je je ook nog eens verschrikkelijk. Daarom durf je er thuis niet over te praten. Je voelt je zo’n ontzettende loser, omdat je niet weet hoe je het kunt laten stoppen. Omdat je niet van je af durft te bijten. Omdat je niet weet hoe dat moet en niemand het je leert.

Nu zijn er programma’s tegen pesten en wordt er steeds meer aandacht aan besteed, maar voor velen van ons, die nu volwassen zijn, is het al veel te laat. Ons leven is getekend en onze sociale angst zit zo diep dat we nog steeds bang zijn voor mensen in het algemeen, voor groepen, voor veroordeeld en bekritiseerd worden, voor ‘erbuiten vallen’, met als gevolg sociaal isolement. Als er gericht onderzoek naar werd gedaan, dan denk ik dat je zou schrikken van het aantal mensen dat zelfmoord heeft gepleegd omdat ze zich er op school al niet bij voelden horen, en later in de maatschappij ook niet.

Ik ben nu 47. Niet alleen op de middelbare school, maar ook in mijn volwassen leven ben ik bespot, werd er kwaadaardig over me geroddeld en ben ik buitengesloten. De situaties in mijn leven waarin ik me echt ergens bij voelde horen kan ik op de vingers van één hand tellen.

Toen ik twaalf was, was ik al ernstig depressief. Op de basisschool ging het prima, maar de overgang naar de middelbare school was voor het kwetsbare, naïeve kind dat ik was een koud stortbad. Dat duurde tot mijn zestiende. Tot die tijd was ik klein voor mijn leeftijd, en mijn figuur ontwikkelde zich laat. Ik droeg een beugel en een bril die me niet stond, die mijn moeder en de opticien voor me uitgezocht hadden. Contactlenzen mocht ik toen nog niet, die waren duur en ‘mijn lichaam moest eerst uitgegroeid zijn’. In een misplaatste poging er leuker uit te zien liet ik mijn haar kort knippen. Toen zag ik er in de ogen van leeftijdgenoten helemaal niet meer uit. Ten overstaan van iedereen kreeg ik opmerkingen als “Ik dacht dat er een rat binnenkwam” en: “O, ben jij ook een meisje.” Er wou niemand naast me zitten.

Het moest mijn uiterlijk zijn, dacht ik, want een andere oorzaak kon ik niet bedenken. Maar ik begreep niet waarom. Ik kon goed leren, ik was niet te dik, ik had geen rood haar, redenen waarom anderen werden gepest. Pas vele tientallen jaren later las ik als eye-opener in een krantenartikel dat uiterlijke kenmerken slechts door de groep gezocht worden om het pesten te legitimeren. De trigger is dat het slachtoffer zich niet kan of durft te verweren. Op de één of andere manier ruiken ze dat, als roofdieren. Een groep heeft blijkbaar een pispaal nodig. Als je die weghaalt, zoeken ze weer een andere.

Vijf van de zeven jaar die ik op de middelbare school zat waren een kwelling. Alleen in de vakanties leefde ik echt, want dan hoefde ik niet naar school. “Straks moet ik de hel van school weer in,” schreef ik als 17-jarige tijdens een zomervakantie in mijn dagboek. “Nou ja, nog één jaar hel.” En: “Ik wou dat ik helemaal niet bestond.” Thuis voelde ik me ook niet begrepen.

Gedurende twee jaar zat ik in een leuke klas. Dat was toen ik was blijven zitten in 3-atheneum. Ik hoefde niet meer zo op mijn tenen te lopen om qua exacte vakken mee te kunnen komen, en ik was niet meer de jongste van de klas. Ik kreeg een vriendin, die van een andere school kwam. Iedereen in die klas kon goed met elkaar opschieten en niemand viel erbuiten. Slechts twee jaar duurde dit warme bad, toen bleef ik weer zitten en moest ik naar de havo. Ik kwam in een klas terecht met uitschot van de mavo en andere zittenblijvers die ook waren mislukt (zo voelde ik me). De klas bestond uit kliekjes die als los zand aan elkaar hingen en anderen dwarszaten.

Ook later op mijn werk, ik ging bij een krant werken, hoorde ik er niet bij en werd ik bekritiseerd en buitengesloten. Na zes jaar bij twee kranten hield ik het voor gezien, ik werd freelancer. Ik verdiende de helft minder, maar ik hoefde niet meer dagelijks in een gevangenis tussen vier muren te zitten, zoals op school en op kantoor. Ik heb nooit meer teruggekund naar een vaste baan, mijn vrijheid was me te lief, en bovendien, ik had dat nooit vol kunnen houden vanwege mijn depressieve perioden.

Van kinderen wordt gezegd dat ze niet weten wat ze doen, dat ze zich niet realiseren wat ze aanrichten als ze iemand pesten. Maar middelbare scholieren, en zeker volwassenen, weten het wél. Die doen het om hun macht te botvieren. Ze willen zich goed voelen, en ze voelen zich goed door een ander, die kwetsbaarder is dan zij, uit te lachen en het leven zuur te maken.

Het probleem is dat je er zelf ook van baalt dat je niet voor jezelf kunt opkomen. Dat is diep frustrerend. Pesters en meelopers denken waarschijnlijk: “Je verdient het ook te worden gepest, als je je zo op je kop laat zitten.” Dat ga je zelf ook denken. Het kan dan ook inderdaad voorkomen dat jij op je beurt minachtend doet tegen een ander, die nog zwakker is dan jij. Om je op de één of andere manier af te reageren. Maar wat je werkelijk wilt, is wraak op de pesters.

Mijn hele leven is getekend door depressies, eenzaamheid en suïcidaliteit. Door het gebrek aan geborgenheid, je niet gezien en gehoord voelen en je onbeholpen reacties daarop, zodat je het gevoel krijgt dat mensen je nog raarder gaan vinden, mislukken relaties in je latere leven. Ik was stomverbaasd toen mannen me aantrekkelijk bleken te vinden, want ik was gewend geraakt aan het idee dat ik lelijk, dom en waardeloos was. Dat had de buitenwereld me immers altijd meegegeven. Je hunkert naar liefde en positieve aandacht, maar je hebt werkelijk geen idee hoe je die moet genereren. Want de manier waarop je het tot dan toe geprobeerd hebt, werkt blijkbaar niet.

Pas op mijn 39e kreeg ik een relatie die nu eens een keer niét uitging, en ging ik voor het eerst in mijn leven samenwonen. Op mijn 44e ben ik met deze man getrouwd.

Kinderen heb ik nooit gewild. Mijn angst om intieme relaties aan te gaan is te groot. Buiten dat ik kinderen lastig vind en ik uit ervaring weet hoe hard, wreed en meedogenloos kinderen tegen elkaar kunnen zijn – op de kleuterschool zaten ze me al op de kop – zou ik het niet kunnen verdragen om door mijn eigen kinderen te worden afgewezen. En daarbij, het beste wat je voor je ongeboren kinderen kunt doen is ze het leven te besparen.

Over mijn schooltijd ben ik nooit heen gekomen. Tot de dag van vandaag kan ik het niet opbrengen naar reünies te gaan. Sommige leraren deden ook mee. Die zetten me voor een volle klas te kijk. Hulp en steun kreeg ik nooit. Nog steeds moet ik weinig van mensen hebben en heb ik moeite met het houden van een sociaal praatje. Soms heb ik moeite met het interviewen van mensen, omdat ik denk: “Zij zullen me ook wel stom vinden” en “Ze zullen wel denken dat ik stomme vragen stel”.

In mijn latere leven heb ik een enorme woede ontwikkeld. Die is treffend omschreven door tv-maker François de Waal in een column in Psychologie Magazine van januari 2003.

“Mensen zeiden vaak tegen me: ‘Waarom kijk je zo boos?’ En dan antwoordde ik altijd: ‘Ik ben niet boos.’ (…) Ik ben wel boos! Ik ben boos om wat er in mijn jeugd is gebeurd. En om wat er niet is gebeurd. Ik ben boos dat ik ben afgewezen en uitgelachen en ik ben ook boos dat ik daarbij nooit een kik gaf. Zag niemand dat ik langzaam aan het doodgaan was? (…) Waarom was ik zo lang zo braaf? Waarom heb ik het niet uitgeschreeuwd dat ik eenzaam was en wanhopig (…).

Ik had, door vroeger nooit boos te worden, een gigantische woede opgebouwd. Dan zit je zo vol ergernis en venijn dat je op de verkeerde tijden, plaatsen en mensen plotseling boos wordt. (…)

Ik moet naar mijn oude, nooit geuite boosheid teruggaan en dat proberen te verwerken. Dat betekent dat ik moet kijken naar de pijn van mijn jeugd, de pijn van afgewezen en uitgelachen worden, de pijn van me eenzaam en wanhopig voelen en de pijn van geen kik geven.”

Dat laatste, dat zal ik nooit kunnen, mijn boosheid verwerken. Ik heb de tweede helft van mijn leven nodig om over de eerste helft heen te komen. Waarom komen pesters weg met hun gedrag? Wat geeft ze het recht het leven van een ander te ruïneren, alleen maar opdat zij zich beter voelen? Vergeven is voor mij onmogelijk.

Anna

Op bovenstaand verhaal berust een copyright. Copyright is een auteursrecht en biedt de schrijver/schrijfster wettelijke bescherming. Dit houdt in dat bovenstaand verhaal niet door derden gebruikt mag worden, zonder toestemming van Aandacht voor Pesten.

 

UNIEK IN NEDERLAND: HET ANTI-PESTPROTOCOL AVP

Het schooljaar starten met een nieuw of geprofessionaliseerd Pestprotocol?
Aandacht voor Pesten heeft een uitgewerkt Anti-Pestprotocol ontwikkeld.

N

Voldoet aan het wettelijk kader

N

Wetenschappelijk onderbouwd

N

Hoge kwaliteit

N

Intuïtieve structuur

N

Uitgewerkte inhoud

N

Aan te passen aan het DNA van de school

N

Sluit aan op alle anti-pestprogramma's en gedragsmethododieken

N

Met stimulerende ouderbetrokkenheid

N

Mogelijkheid voor een inspirerende team kick-off gegeven door Heleen de Mooij-Lubbers: alle neuzen dezelfde kant op!

N

TIJDELIJK INCLUSIEF SUPPORT-CALL